Beschrijving: Tenzij in het geval waarbij de Kandidaat in zijn aanvraag tot deelneming aantoont toereikende corrigerende maatregelen te hebben genomen om zijn betrouwbaarheid aan te tonen, sluit de Opdrachtgever een Kandidaat van deelname aan de plaatsingsprocedure uit, in welk stadium van de procedure ook, wanneer zij heeft vastgesteld of anderszins ervan op de hoogte is dat deze Kandidaat (basisteamlid, bijkomende onderaannemer of derde entiteit) door een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde veroordeeld is om een van de volgende misdrijven : Verplichte uitsluitingsgronden 1. Deelneming aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek of in artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit; 2. Omkoping als bedoeld in artikelen 246 en 250 van het Strafwetboek of in artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn of in artikel 2.1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector; 3. Fraude als bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 17 februari 2002; 4. Terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten als bedoeld in artikel 137 van het Strafwetboek of in de zin van de artikelen 1 of 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van een dergelijk misdrijf of strafbaar feit als bedoeld in artikel 4 van genoemd kaderbesluit; 5. Witwassen van geld of financiering van terrorisme als bedoeld in artikel 5 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme of in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme; 6. Kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel als bedoeld in artikel 433quinquies van het Strafwetboek of in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad; 7. Tewerkstelling van onderdanen van derde landen die illegaal in het land verblijven in de zin van artikel 35/7 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers of in de zin van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van vreemde arbeiders. In afwijking van het voorgaande, sluit de Opdrachtgever zelfs bij afwezigheid van een in kracht van gewijsde gegane veroordeling, de Kandidaat of Inschrijver die als werkgever illegaal verblijvende onderdanen van derde landen heeft tewerkgesteld uit, van zodra deze inbreuk is vastgesteld door een administratieve of rechterlijke beslissing, met inbegrip van een in uitvoering van artikel 49/2 van het Sociaal Strafwetboek opgestelde schriftelijke kennisgeving. Dezelfde verplichting tot uitsluiting is van toepassing, wanneer een persoon, die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de Kandidaat of Inschrijver of daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft, in een administratieve of rechterlijke beslissing staat aangeduid als zijnde een persoon bij wie een inbreuk is vastgesteld op het vlak van het tewerkstellen van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Uitsluitingsgrond in verband met fiscale en sociale schulden (Artikel 68 Wet Overheidsopdrachten – artikelen 62 en 63 KB Plaatsing) 1. Niet voldaan hebben aan zijn verplichtingen inzake betaling van de bijdragen voor de sociale zekerheid (cfr. artikel 62 KB Plaatsing); 2. Niet voldaan hebben aan zijn verplichtingen inzake betaling van zijn fiscale schulden (cfr. artikel 63 KB Plaatsing). Facultatieve uitsluitingsgronden (artikel 69 Overheidsopdrachtenwet) 1. Indien de Aanbestedende Overheid met elk passend middel aantoont dat de Kandidaat of Inschrijver de in artikel 7 Wet Overheidsopdrachten genoemde toepasselijke verplichtingen op het vlak van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht, heeft geschonden; 2. Wanneer de Kandidaat of Inschrijver in staat van faillissement of van vereffening verkeert, zijn werkzaamheden heeft gestaakt, een gerechtelijke reorganisatie ondergaat, of aangifte heeft gedaan van zijn faillissement, voor hem een procedure van vereffening of gerechtelijke reorganisatie aanhangig is, of hij in een vergelijkbare toestand verkeert ingevolge een soortgelijke procedure die bestaat in andere nationale reglementeringen; 3. Wanneer de Aanbestedende Overheid kan aantonen, met elk passend middel, dat de Kandidaat of Inschrijver in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout heeft begaan, waardoor zijn integriteit in twijfel kan worden getrokken; 4. Wanneer de Aanbestedende Overheid over voldoende plausibele aanwijzingen beschikt om te besluiten dat de Kandidaat of Inschrijver handelingen zou hebben gesteld, Overeenkomsten zou hebben gesloten of afspraken zou hebben gemaakt, die gericht zijn op vervalsing van de mededinging in de zin van artikel 5, lid 2 Wet Overheidsopdrachten; 5. Wanneer een belangenconflict in de zin van artikel 6 Wet Overheidsopdrachten niet effectief kan worden verholpen met andere minder ingrijpende maatregelen; 6. Wanneer zich wegens de eerdere betrokkenheid van de Kandidaat of Inschrijver bij de voorbereiding van de plaatsingsprocedure een vervalsing van de mededinging als bedoeld in artikel 52 Wet Overheidsopdrachten heeft voorgedaan die niet met minder in